Overslaan en naar de inhoud gaan

Interview met Yoïn van Spijk

Fotograaf: Dirk-Jan van Dijk

In mijn studententijd heb ik als bijbaantje bij de Efteling gewerkt. Eén van mijn collega’s was Yoïn van Spijk. Wij hebben daar met veel plezier gewerkt. Ik vond het daarom erg leuk om in de aanbiedingsbrochure van Ambo|Anthos te zien dat er eind februari een boek van hem verscheen, getiteld ‘Die goeie ouwe taal’.

Toen Yoïn vervolgens in de buurt bij een boekhandel kwam signeren, ben ik daar samen met mijn dochtertje naartoe gegaan om mijn eigen exemplaar te laten signeren. Het was heel gezellig om hem weer even te spreken. En ik vind het heel erg leuk dat ik nu een gesigneerde Yoïn van Spijk in de boekenkast heb staan.

De verschijning van ‘Die goeie ouwe taal’ is een mooi moment om Yoïn een aantal vragen te stellen over onder meer de totstandkoming van zijn boek, zijn liefde voor taal en welke boeken hij zelf graag leest.

01. Leuk dat ik je een aantal vragen mag stellen. Zou je ter introductie iets over jezelf willen vertellen? Wie ben je en wat doe je zoal in het dagelijks leven?
Yoïn: “Mijn naam is Yoïn (uitgesproken als [djó-win]), ik ben afgestudeerd in de taalwetenschap en ik ben nu 34. Mijn vriend noemt me weleens de taalmeneer, want mijn werk is één en al taal. Ik heb een vaste rubriek met infographics over woordherkomst in het blad Onze Taal, geef Nederlands aan nieuwkomers, en vertel over de herkomst van het Nederlands en het Brabants in lezingen en cursussen. Daarnaast ondersteun ik Stichting Erfgoed Brabant als streektaaldeskundige. Ik ben heel gelukkig met die variatie.”

02. Vorige maand is je boek ‘Die goeie ouwe taal’ verschenen. Hoe ben je op het idee voor dit boek gekomen?
Yoïn: “Al enkele jaren had ik de droom om ooit een boek te schrijven vol weetjes over het Nederlands, de streektalen en de buurtalen. Op mijn sociale media (waaronder Bluesky, Tumblr en voorheen Twitter) plaats ik sinds 2021 twee Engelstalige taalweetjes per week over de Germaanse en de Romaanse talen. Daardoor zaten er al allerlei onderwerpen in mijn hoofd. Ik had de stille wens om daar een keer iets mee te doen in de vorm van een boek.
Afgelopen augustus kreeg ik een mail van Thijs, redacteur bij uitgeverij Ambo|Anthos in Amsterdam. Hij volgde mijn online werk al een tijdje en nodigde me uit om te komen praten over een samenwerking. Ik opperde mijn idee voor een taalweetjesboek en dat sprak Thijs en de uitgever aan. Enkele weken later mocht ik mijn contract komen tekenen. Ineens was mijn droom werkelijkheid. Ik viel met mijn neus in de boter.
Er was wel een voorwaarde: de kopij moest eind november klaar zijn, want Ambo|Anthos wilde het boek presenteren in de aanloop naar de Boekenweek 2025.”

03. Hoe verliep het schrijfproces van ‘Die goeie ouwe taal’?
Yoïn: “Van de taalweetjes die in mijn hoofd zaten, maakte ik een selectie van zo’n 120. We spraken af dat ik er 101 van zou uitwerken. Er zouden sowieso ideeën tussen zitten die toch minder interessant of toegankelijk zouden blijken te zijn zodra ik ze ging uitwerken.
Toen ik eenmaal begon te schrijven, ging het als een trein. Ik stuurde mijn hoofdstukken in porties van twintig naar Thijs, die kritisch meelas. Een onderwerp brengt je bij allerlei interessante zijpaden, maar we wilden compacte hoofdstukken. Thijs had een heel goed gevoel voor wat we dan het beste weg konden laten en wat juist nog wat meer aandacht verdiende.
De leukste zijpaden hebben we opgenomen in aparte grijze kadertjes. Die kun je tijdens of na het hoofdstuk lezen.
Het boek heeft iets meer pagina’s gekregen dan gepland, maar het is nog steeds een handzaam formaat. Van lezers krijg ik nu te horen dat ze het zo fijn vinden dat het korte hoofdstukken zijn. ‘Kleine taalgerechtjes’ noemde iemand ze die er iedere dag twee ‘verorbert’.”

04. Je boek past helemaal binnen het thema van de 90e Boekenweek ‘Je moerstaal’. Hoe is de liefde voor taal bij jou ontstaan?
Yoïn: “Die liefde begon in de vijfde klas van de middelbare school. We hadden veel tussenuren en die brachten mij naar de schoolbibliotheek. Daar ontdekte ik een etymologisch woordenboek. Ik had daar nog nooit van gehoord, maar het bleek een woordenboek te zijn dat uitlegt waar onze woorden vandaan komen en aan welke woorden uit andere talen ze verwant zijn.
Dat bijvoorbeeld ons huis, het Engelse house en het Duitse Haus verwant zijn, zal vast geen verrassing zijn. Maar ik ontdekte in die bieb ook dat vouwstoel dezelfde herkomst heeft als het Franse fauteuil. Deze woorden komen namelijk allebei van het West-Germaanse faldistōl, letterlijk ‘vouw-stoel’. Het Nederlands stamt rechtstreeks van dat West-Germaans af – het is als het ware onze oma – maar het Frans niet: dat zit niet in de familie. Het Frans nam faldistōl in de vroege middeleeuwen over als leenwoord. Faldistōl werd daar eerst faudestueil en uiteindelijk fauteuil. Dat namen wij weer over en zo kregen we ons eigen woord terug – maar wel flink verspijkerd.
Ik raakte verslingerd aan zulke kijkjes in de keuken van onze taal en heb praktisch al mijn tussenuren in die bieb gezeten.”

05. Wat is je favoriete taalweetje waarover je het in je boek hebt?
Yoïn: “Dat weetje gaat over hij wilt. Die werkwoordsvorm vind je zowat in alle taalhaatlijstjes op internet. Veel mensen ergeren zich aan de -t, want ze hebben op school geleerd dat het hij wil zonder -t moet zijn. Maar waar je hij wilt ook volop aantreft, is in het werk van Joost van den Vondel, een van de grootste Nederlandse auteurs ooit. Neem deze verzen: Want s’ Kinds herte is als Wasch, waer in gedweegh en mild / Den Meester prent en druckt de letter die hy wilt. (‘Want het hard van het kind is als was, waarin de meester zachtzinnig en mild de letter prent en drukt die hij wil.’) Wilt komt al duizend jaar voor en was eeuwenlang geen enkel probleem. In de 17e eeuw kozen Bijbelvertalers voor de t-loze variant wil. Daarna begonnen mensen wilt af te keuren.”

06. Nu je boek voor iedereen beschikbaar is, krijg je te maken met lezersreacties en met recensies. Hoe beleef je dat?
Yoïn: “Ik vond het aanvankelijk best eng. Vier taalkundigen die zelf ook boeken schrijven, hadden elk een deel van de hoofdstukken meegelezen en becommentarieerd, en zij waren enthousiast. Maar wat zouden de recensenten en taalliefhebbers ervan vinden – en mensen die niet bijzonder veel met taal hebben? Zouden die het misschien te taai vinden?
Gelukkig kwamen er algauw heel fijne reacties. Frits Spits, de presentator van de Taalstaat op Radio 1, noemde ‘Die goeie ouwe taal’ een snoepwinkel en de eerste recensie was lovend. Er komen ook reacties van mensen die zeiden dat ze niet wisten dat taal zo leuk kon zijn. Daar ben ik dan helemaal verguld mee, want die groep hoopte ik enthousiast te kunnen maken.

07. Wat voor boeken lees je zelf graag? Heb je favoriete auteurs?
Yoïn: “Het liefst lees ik boeken over taal – van vakliteratuur tot populair-wetenschappelijke boeken. Ja, ik ben echt een taalnerd. Eens in de zoveel jaar lees ik fictie. Khaled Hosseini heeft met ‘The Kite Runner’ en vooral met ‘A Thousand Splendid Suns’ een grote indruk op me gemaakt.
Mijn favoriete auteur schrijft over taal. Hij heet Gaston Dorren en heeft geweldige boeken geschreven, zoals ‘Vakantie in eigen taal’, ‘Babel’ en ‘Lingua’. Het boek ‘Babel’ is in al in zo’n vijftien talen vertaald. Dorren heeft niet alleen een heel goede neus voor wat interessant is, hij weet het ook nog eens heel boeiend te brengen. Ik geniet van zijn stijl.”

08. Ben je van plan om meer boeken uit te brengen? Heb je wellicht al ideeën liggen voor een nieuw boek?
Yoïn: “Ja! De plannen zijn zelfs al heel concreet. Maar ik verklap er nog niks over, behalve dat we de herkomst van onze taal weer op een heel andere manier gaan bekijken dan in ‘Die goeie ouwe taal’.”

09. Aan welke taal- of schrijffout uit de Nederlandse taal erger jij je het meest?
Yoïn: “Het woord geweest. Daar zit namelijk een d/t-fout in. Dat zit zo. Geweest is oorspronkelijk het voltooid deelwoord van wezen en niet van zijn – dat moge duidelijk wezen. En zoals vrezen en sjezen in het voltooid deelwoord gevreesd en gesjeesd worden – met een d dus, want de z zit niet in ’t kofschip – zo hoort bij wezen eigenlijk geweesd. Waarom we geweest dan toch met een t spellen, daar lees je alles over in het hoofdstuk ‘Duids was beter geweesd’.
Eigenlijk erger ik me niet aan andermans taal. Wat nu geldt als fout, was in verleden misschien heel normaal. En wat iedereen nu correct vindt, kan tweehonderd jaar geleden nog afgekeurd zijn geweest. Als er in de 19e eeuw al taalhaatlijstjes waren geweest, dan had jullie hebben daar vast tussen gestaan. Toen moest het namelijk nog zijn: je-lieden hebt.
Natuurlijk horen in een verzorgde tekst geen dingen als hun vinden thuis, maar ik kan me er niet over opwinden als ik ze lees of hoor. Ik vind het veel leuker om me te verdiepen in wat eráchter zit, want dat levert verwondering op in plaats van ergernis. Die verwondering hoop ik over te kunnen brengen op mijn lezers.”

10. Heb je nog schrijftips voor (beginnende) auteurs?
Yoïn: “Probeer niet meteen de perfecte tekst te produceren, want door die druk kun je blokkeren. De teksten die je leest in boeken die met zorg gepubliceerd zijn, zijn het resultaat van heel veel schaven. Begin gewoon te schrijven. De ruwe eerste versie die daaruit komt, neem je later weer onder handen. Het kan goed zijn dat er na enkele schaafsessies geen zin meer hetzelfde is. Zo ontstaat uiteindelijk een tekst waar je tevreden over bent.
Opbouwende kritiek van anderen krijgen is ook heel nuttig. Toen ik van 2017 tot eind 2022 als redacteur/auteur bij een educatieve uitgeverij werkte, bekeken we binnen het team altijd alle teksten van elkaar. We waren respectvol maar eerlijk en gaven suggesties om de tekst beter te maken. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd.”

Bedankt voor het beantwoorden van mijn vragen.
Yoïn: “Met veel plezier gedaan! Jij bedankt voor dit leuke interview.”

De bijgevoegde foto is gemaakt door Dirk-Jan van Dijk.